De lokale heffingen zijn onder te verdelen in twee categorieën:

  • belastingen
  • rechten

De algemene belastingen komen ten goede aan algemene middelen van de gemeente. Dit betekent dat de opbrengsten niet gelabeld zijn maar voor alle gemeentelijke taken en voorzieningen kunnen worden ingezet. De gemeenteraad bepaalt waarvoor. Onder de algemene belastingen vallen bijvoorbeeld de onroerendezaakbelastingen, de hondenbelastingen en de forensen- en toeristenbelasting.

Rechten zijn belastingen waarvan de opbrengsten zijn bestemd voor specifieke taken of voorzieningen met een duidelijk algemeen. Tegenover de heffing van de inwoners staat een tegenprestatie. Rechten zijn in feite bestemmingsheffingen. Voorbeelden hiervan zijn de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. Voor bestemmingsbelastingen geldt dat de gemeente niet meer mag heffen dan de kosten die zij voor de betreffende taak of voorziening maakt.

Retributies worden geheven van personen aan wie de gemeente een specifieke dienst verleent die voor die persoon een individueel voordeel oplevert. De belangrijkste retributies zijn de leges: vergoedingen voor een bij de gemeente aangevraagde dienst als het aanvragen van een paspoort of een vergunning. Net als bij bestemmingsbelastingen mogen de retributies niet meer dan kostendekkend zijn.

Met betrekking tot de belastingen en rechten zijn de beleidsuitgangspunten verschillend.

Het algemene uitgangspunt is dat voor alle tarieven een gelijke maximale toegestane stijging wordt bepaald. Dit betekent voor 2020 dat de tarieven stijgen met 2,65% ten opzichte van 2019. Dit betreft een gemiddelde van prijs (+2,6%) en loon aanpassingen (+2,75%). De loonaanpassing betreft structurele doorwerking van de cao-aanpassingen welke nog niet in de leges/tarieven waren verdisconteerd.